Document
Hof Antw., Kamer B4, 10 december 2018, onuitg., 2016/AR/71 en 2017/AR/1775
De duwovereenkomst valt buiten het toepassingsgebied van de WRB.
Art. 1 WRB, dat het toepassingsgebied van de wet regelt, stelt uitdrukkelijk dat enkel overeenkomsten die ten doel hebben een binnenschip te gebruiken voor vervoer of opslag van goederen onder de wet vallen. Alhoewel er algemeen geen betwisting over kan bestaan dat een duwboot een “binnenschip” is en dit binnenschip in een ruime interpretatie ten doel heeft het (indirect) vervoer van goederen, dient het begrip te worden ingevuld conform de bepalingen van de WRB. Een wettekst dient te worden gebruikt als glossarium voor de erin gebruikte begrippen. Artikel 4 WRB sluit een ruime invulling uit waar het stelt dat het schip met het oog op vervoer kan bevracht worden. Een duwboot kan niet bevracht worden, zodat deze bepaling het toepassingsgebied van de WRB voor duwboten uitsluit. In dezelfde zin kan een ruime interpretatie niet in overeenstemming worden gebracht met o.a. artikel 17 (met verwijzing naar de bevrachtingsovereenkomst) en artikel 36 WRB (verbreking van de overeenkomst alvorens inlading).
Tevens kan gewezen worden op de ratio legis van artikel 8 WRB waarbij er wordt vanuit gegaan dat de schipper zijn schip het best kent en vanuit deze kennis toezicht dient te houden bij het laden, lossen en stuwen. Aangezien de duwboten niet worden geladen, gelost of gestuwd, kan in het licht van deze ratio legis artikel 8 WRB geen toepassing kennen op de schipper van de duwboot.