Skip to main content

Document

Hof Antwerpen, 4de Kamer, 21 november 2005, 2004/AR/2235

Gezien een vennootschap handelt door middel van haar orgaan, zijn de handelingen of verzuimen van de zaakvoerder, tevens medeoprichter, van de vennootschap die tegelijk ook de schipper is, geen handelingen of verzuimen die vallen onder de noemer “leidinggevend en toezichthoudend personeel” in de zin van art. 10 van clausule 17.B, maar worden zij geacht te zijn begaan door de eigenaar-vennootschap.
Uit de verschillende artikelen van de NBCP, inzonderheid art. 9 en de regels 37 t/m 42 op de voorzijde van de polis, blijkt duidelijk dat de verzekerde bij het zich manifesteren van een sinister een bewijsrechtelijke voorkeurpositie geniet waarbij hij een van buiten komend onheil niet dient aan te tonen, en de verzekeraar niet gehouden is te dekken indien hij een specifiek tegenbewijs levert.
Toegepast op de verborgen gebreken clausule dient verzekerde aannemelijk te maken dat het sinister te wijten is aan een gebrek dat de zaak ongeschikt maakt tot het gebruik waartoe het bestemd is, hetzij functioneel dan wel intrinsiek, en dit gebrek niet gemakkelijk opspoorbaar is, d.w.z. bij een normaal en gebruikelijk nazicht of test.