Document
PROTOCOL BETREFFENDE DE TOETREDING VAN NEDERLAND TOT DE WIJZIGINGEN WELKE DOOR HET VERDRAG VAN VERSAILLES ZIJN AANGEBRACHT IN HET VERDRAG VAN MANNHEIM VAN 1868, OP 21 JANUARI 1921
De ondergetekenden, Gedelegeerden en Reggeringen van België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië, handelende in overeenstemming met het besluit van de Opperste Raad der geallieerde en geassocieerde Mogendheden van de 2 October 1919, hetwelk bepaalt:
“Dat de voorzitter van de Vredesconferentie de Nederlandse Regering zal uitnodigen deel te nemen aan de onderhandelingen voorzien in artikel 354 van het Verdrag met Duitsland aangaande de wijzigingen aan te brenegn in het Verdrag van Mannhein van 1868;
Dat die onderhandelingen onder de auspiciën van de Opperste Raad zullen plaats hebben, tussen de betrokken geallieerde en geassocieerde Mogendheden, die, volgens de bepalingen van artikel 365, vertegenwoordigd zullen zijn in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, en de Regering van Nederland”,
Zijn bijeengekomen te Parijs de 20 Maart en de 16 en 17 April 1920, met de ondergeteken-den, Gedelegeerden van de Regering van Nederland, teneinde te geraken tot de overeen-stemming, voorzien in het laatste lid van artikel 354 van het Verdrag van Versailles van de 28 juni 1919, met betrekking tot de toepassing der bepalingen van dat Verdrag aangaande het Rijnregime.
Deze gedelegeerden zijn tot overeenstemming gekomen omtrent de volgende punten:
1° Het is wel verstaan, dat de bepalingen, vervat in de additionele verklaring van 18 september 1895 en het Verdrag van 4 juni 1898, houdende wijziging van het Verdrag van 1868, op de Rijnvaart zullen worden toegepast uit dezelfde hoofde en op dezelfde voorwaarden als de bepalingen van het Verdrag van Mannheim van 17 October 1868;
2° Het is wel verstaan, dat Nederland, op dezelfde voorwaarden als de geallieerde en de geassocieerde Mogendheden, in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart vertegenwoordigd, zal medewerken tot het tot stand brengen van de Algemene Conventie, voorzien in de artikelen 338 en 354 van genoemd Verdrag;
3° Buiten de twee vertegenwoordigers, bedoeld in artikel 355, zal Nederland de bevoegdheid hebben een derde vertegenwoordiger naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart af te vaardigen;
4° Het is wel verstaan, dat de bepalingen van artikel 356 niet moeten worden opgevat als zouden zij prejudiciëren op de territoriale omvang van de bevoegdheid der Centrale Commis-sie voor de Rijnvaart, of op de rechtswaarde van haar verordeningen;
5° Het is wel verstaan, dat de mededeling, bedoeld in het 2° lid van artikel 358, zal voorafgaan aan de uitvoering van de werken, welke niet ondernomen kunnen worden, dan na toestemming van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en dat onder de “vertakkingen”, voorzien in genoemd lid, de laterale kanalen begrepen zijn;
6° Het is wel verstaan, dat artikel 359 niet prejudicieert op de beantwoording der vraag of gedelegeerden van de Centrale Commissie al of niet aangewezen zullen worden;
7° Het is wel verstaan, dat de toestemming van Nederland voor het graven, wat betreft het Nederlands grondgebied, van een waterweg tussen Rijn en Maas met grootdwarsprofiel, niet kan worden beschouwd als voortvloeiend uit zijn toetreding tot artikel 361 van het Verdrag van Versailles, en dat genoemd artikel slechts betrekking heeft op het Duitse gedeelte van de waterweg tussen Rijn en Maas;
8° Artikel 362 moet in de volgende zin worden opgevat: enerzijds zullen alle laterale kanalen en vaargeulen, die in de plaats zouden worden gesteld van welk vak ook aan de jurisdictie der Centrale Commissie onderworpen waterwegen, van rechtswege aan die jurisdictie onder-worpen zijn, en anderzijds zal geen uitbreiding van de jurisdictie der Centrale Commissie over andere waterwegen op Nederlands grondgebied kunnen plaats vinden zonder de toestemming van Nederland.
De gedelegeerden van België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië hebben de Gedelegeerden van Nederland doen weten, dat zij een exemplaar van dit Protocol aan de Conferentie der Ambassadeurs zullen doen toekomen, met het verzoek deze overeenstemming wel te willen goedkeuren, van die goedkeuring aan de Nederlandse Regering mededeling te doen, en – onder kennisgeving van de bepalingen dezer overeenstemming aan Duitsland – de Duitse Regering te willen evrzoeken haar toestemming er aan te geven, zoals dat voorzien is in artikel 354, laatste lid, van het Verdrag van Versailles.
De gedelegeerden van Nederland hebben te kennen gegeven dat de Nederlandse Regering zo spoedig mogelijk tot de artikelen 65, 354 tot en met 356 en 358 tot en met 362 van het Verdrag van Versailles zal toetreden, met inachtneming van de voorafgaande punten. Men is oevreengekomen dat die toetreding rechtskracht zal verkrijgen op de dag, volgende op de kennisgeving die daarvan aan de Regering der Franse Republiek zal gedaan worden, terwijl die Regering zich er mede belast, deze kennisgeving mede te delen aan de andere geallieerde en geassocieerde Mogendheden.