Document
Hof Antwerpen, 24 oktober 2011, onuitg., 2009/AR/928
Art. 57 WRB bepaalt dat voorbehoud of klacht schriftelijk moet gebeuren aan het adres van de schipper binene een bepaalde termijn, die varieert naargelang het gaat om verlies, vertraging, zichtbare of verborgen averij. Voor beweerde zichtbare schade, zoals in casu, moet het voorbehoud of de klacht gebeuren uiterlijk de tweede dag na het in ontvangst nemen van de goederen. Nu hieraan niet werd voldaan en de aangestelde van de geadresseerde zich beperkt tot het vermelden van een opmerking dat coils nat waren, moest de schipper niet veronderstellen dat hij effectief aansprakelijk zou gesteld worden en zou worden aangesproken wegens natschade, te meer daar hij nadien nooit enige ingebrekestelling mocht ontvangen en bovendien de vrachtgelden zonder enig voorbehoud werden betaald. Het is bovendien geenszins zeker dat sporen van vocht ook schade veroorzaken.
De loutere aanwezigheid op een expertiseverrichting (nl. op de eerste expertiseverrichting om reden dat de goederen zich toen aan boord van het schip bevonden) kan niet tot gevolg hebben dat het eenzijdig expertiseverslag de bewijswaarde krijgt van een minnelijke tegensprekelijke expertise. Zelfs indien dergelijk transport zou kunnen worden beschouwd als tegensprekelijk, in zoverre het de loutere materiële vaststellingen betreft die aan boord zijn uitgevoerd, verleent dit nog geen tegensprekelijke waarde voor de gehele inhoud van het eenzijdig rapport in kwestie.
Nu vaststaat dat door de opdrachtgever aan het te bevrachten schip geen specifieke eisen werden gesteld en dat tevens voorafgaand aan de belading de ladingbelanghebbende van het gebruik van een open schip/duwbak op de hoogte was, kan in hoofde van de vervoerder dan ook geen sprake zijn van enige aansprakelijkheid wegens beweerde natschade en dient de vordering van geïntimeerden sub 4 als ongegrond te worden afgewezen.