Document
Ondernemingsrechtbank Antwerpen, Afd. Antw., 12de Kamer, 16 januari 2019, onuitg., A/17/1472
Conform het CMNI komt enkel voor vergoeding in aanmerking “de waarde van de goederen op de plaats en dag van aflevering zoals vermeld in de vervoerovereenkomst.” De Belgische wetgeving kan hier geen afbreuk doen. Er is immers geen sprake van een lacune in het CMNI-verdrag die vergoeding van andere schade conform het gemeen recht zou mogelijk maken. Een analogie met het CMR verdrag is hier niet relevant, aangezien de wijze waarop de beide artikelen zijn geformuleerd, verschilt.
Het feit dat er zich enkele malen problemen hebben voorgedaan bij de lossing omdat het krijt nat was, maakt niet dat er sprake zou zijn van roekeloos of opzettelijk gedrag in de zin van art. 21.1 CMNI.
Art. 46 Zeewet is enkel van toepassing op buitencontractuele vorderingen en kan niet worden gebruikt voor een vordering tussen partijen die contractueel verbonden zijn door een vervoer-overeenkomst. Enkel indien er geen contractuele relatie zou bestaan tussen de scheepseigenaar en de benadeelde kan de benadeelde ten aanzien van de scheepseigenaar zich op art. 46 Zeewet beroepen.