Document
OVEREENKOMST NOPENS DE METING VAN BINNENVAARTUIGEN, GENÈVE, 15 FEBRUARI 1966
Artikel 1
In de Bijlage bij deze Overeenkomst wordt het doel van het meten van binnenvaartuigen en van andere bij de vaart op de binnenwateren gebruikte vaartuigen, alsmede de wijze waarop dit geschiedt, beschreven. In bedoelde Bijlage wordt eveneens het model beschreven van de meetbrief die voor elk overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst gemeten vaartuig wordt afgegeven.
Artikel 2
- Elke Overeenkomstsluitende Partij vaardigt, zodra de Overeenkomst op haar grondgebied van toepassing wordt, voorschriften uit voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze Overeenkomst en de Bijlage.
- Elke Overeenkomstsluitende Partij stelt elke andere Overeenkomstsluitende Partij op haar verzoek in kennis van de voorschriften die zij heeft uitgevaardigd overeenkomstig het eerste lid van dit artikel.
- Voor de toepassing van deze Overeenkomst wijst elke Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied de dienst(en) of instelling(en) - hierna te noemen bureaus van meting - aan, die zijn belast met het afgeven van meetbrieven. Elk bureau van meting wordt met bepaalde letters of met bepaalde cijfers en letters aangeduid, waarbij de laatste letter(s) de Overeenkomstsluitende Partij aanduidt(duiden) op wier grondgebied het bureau is gevestigd.
Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt de verplichting op zich de vaartuigen bedoeld in artikel 1 van deze Overeenkomst op haar grondgebied te doen meten of hermeten, indien de eigenaar van het vaartuig of degene die namens hem optreedt daarom verzoekt.
Artikel 4
- De geldigheidsduur van een meetbrief is ten hoogste vijftien jaar; op iedere meetbrief staat de datum vermeld waarop hij vervalt.
- Een meetbrief verliest zijn geldigheid, ongeacht de daarin vermelde vervaldatum, indien het vaartuig zodanige veranderingen ondergaat (herstellingen, veranderingen, blijvende beschadigingen) dat de in de meetbrief vermelde gegevens, de waterverplaatsing bij bepaalde inzinkingen of het maximale laadvermogen betreffende, niet juist meer zijn.
Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van deze Overeenkomst kan elk bureau van meting binnen het kader van de voorschriften die het van de Overeenkomstsluitende Partij waaronder het ressorteert ontvangt, de geldigheidsduur van een meetbrief verlengen indien bij een ingesteld onderzoek en, zo nodig, na raadpleging van de staat van meting op grond waarvan de meetbrief is afgegeven, blijkt dat de gegevens van de meetbrief nog juist zijn. De geldigheidsduur kan telkens voor ten hoogste tien jaar worden verlengd voor vaartuigen bestemd voor het vervoer van goederen en voor ten hoogste vijftien jaar voor andere vaartuigen.
Artikel 6
- Binnen de begrenzing van hun geldigheidsduur zoals deze is vastgesteld in artikel 4 en 5 van deze Overeenkomst, worden meetbrieven, die door een bureau van meting van een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn afgegeven op grond van overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst vastgestelde voorschriften, door de autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partijen erkend als gelijkwaardig aan de door deze Partijen op grond van hun overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst vastgestelde eigen voorschriften afgegeven meetbrieven.
- Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde belet een Overeenkomstsluitende Partij niet voor eigen rekening de gegevens van meetbrieven afgegeven door de bureaus van meting van een andere Overeenkomstsluitende Partij te doen controleren; deze controle dient evenwel op zodanige wijze te geschieden dat het daaruit voor de exploitatie van het vaartuig voortvloeiend ongerief tot het strikt onvermijdelijke blijft beperkt. Indien de Overeenkomstsluitende Partij die de controle laat verrichten onjuistheden in de gegevens van de meetbrief aantreft, stelt zij de Overeenkomstsluitende Partij waaronder het bureau van meting dat de meetbrief heeft afgegeven ressorteert, daarvan in kennis; het bepaalde in het eerst lid van dit artikel is op deze gegevens niet van toepassing.
- In geval van hermeting van een vaartuig trekt het bureau van meting dat de nieuwe meetbrief afgeeft, de oude in.
- Indien een bureau van meting van een Overeenkomstsluitende Partij een meetbrief afgeeft voor een vaartuig, waarvoor door een bureau van een andere Overeenkomstsluitende Partij reeds eerder een meetbrief was afgegeven, stelt de eerste Overeenkomstsluitende Partij de tweede daarvan in kennis en stuurt haar overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van de Bijlage bij deze Overeenkomst de ingetrokken meetbrief terug.
- Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt de nodige maatregelen opdat, indien een vaartuig, waarvoor de meetbrief is afgegeven door een bureau van meting van een andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied tenietgaat of gesloopt wordt of daar voor de vaart blijvend ongeschikt wordt, het bureau dat de meetbrief heeft afgegeven daarvan in kennis wordt gesteld en de meetbrief zo mogelijk aan dat bureau wordt teruggezonden.
- Elke Overeenkomstsluitende Partij deelt de andere Overeenkomstsluitende Partijen de naam en het adres mede van de centrale dienst(en), die op het gebied der scheepsmeting bevoegd is (zijn).
- De centrale diensten bedoeld in het eerste lid van dit artikel doen elkaar een lijst toekomen van de verschillende bureaus van meting binnen het ressort alsmede van de overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 3, van deze Overeenkomst aan die bureaus toegewezen onderscheidingsletters of -cijfers; zij geven elkaar eveneens kennis van de eventueel in deze lijsten en in de onderscheidingsletters of -cijfers aangebrachte wijzigingen.
- De bevoegde centrale diensten van de Overeenkomstsluitende Partijen zijn bevoegd rechtstreeks met elkaar in verbinding te treden wat betreft de toepassing van artikel 2, lid 2, van deze Overeenkomst, de toepassing van dit artikel en de toepassing van de artikelen 10 en 11 van de Bijlage bij deze Overeenkomst.
- De bureaus van meting van de Overeenkomstsluitende Partijen zijn eveneens bevoegd rechtstreeks met elkaar in verbinding te treden wat betreft de toepassing van dit artikel, de toepassing van de artikelen 10 en 11 van de Bijlage bij deze Overeenkomst, alsmede voor het inwinnen van dringende inlichtingen.
Meetbrieven die op het tijdstip waarop deze Overeenkomst voor een bepaald land in werking treedt, in dat land geldig zijn, worden erkend als meetbrieven overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, onder voorbehoud dat het vaartuig geen zodanige veranderingen heeft ondergaan dat de gegevens van de meetbrief de waterverplaatsing van het vaartuig bij bepaalde inzinkingen of het maximale laadvermogen betreffende niet juist meer zijn.
De geldigheidsduur van deze meetbrieven blijft onveranderd, met dien verstande dat deze een termijn van tien jaar, te rekenen van het tijdstip van inwerkingtreding van deze Overeenkomst voor dat land, niet mag overschrijden. De geldigheidsduur van deze meetbrieven kan niet worden verlengd onder toepassing van de bepalingen van artikel 5 van deze Overeenkomst; indien echter aan de in genoemd artikel voor verlenging gestelde voorwaarden is voldaan, kan een meetbrief overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst worden afgegeven tegen overlegging van de oude meetbrief, zonder dat hermeting is vereist.
Artikel 10
- Deze Overeenkomst staat open voor ondertekening of toetreding door de landen die lid zijn van de Economische Commissie voor Europa en door de landen die overeenkomstig het achtste lid van het mandaat van genoemde Commissie als raadgevend lid tot de Commissie zijn toegelaten.
- Deze Overeenkomst staat open voor ondertekening tot en met 15 november 1966. Na deze datum staat de Overeenkomst open voor toetreding.
- Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd.
- Bekrachtiging of toetreding geschiedt door nederlegging van een akte bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
- Elk land dat een akte van bekrachtiging of van toetreding nederlegt dient de Secretaris-Generaal tegelijkertijd mede te delen welke onderscheidingsletter of -lettergroep het voor de toepassing van artikel 2, lid 3, van deze Overeenkomst heeft gekozen; later kan het land zijn keuze wijzigen door middel van een nieuwe aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving. Indien de door een land opgegeven letter of lettergroep reeds door een ander land is opgegeven, deelt de Secretaris-Generaal het eerstbedoelde land mede dat deze niet kan worden aanvaard. Een wijziging van een eerder gekozen letter of lettergroep wordt drie maanden na het tijdstip waarop de Secretaris-Generaal daarvan kennis is gegeven van kracht.
- Elk land kan bij het ondertekenen van deze Overeenkomst of bij het nederleggen van zijn akte van bekrachtiging of van toetreding verklaren dat deze Overeenkomst slechts van toepassing zal zijn op een gedeelte van zijn grondgebied. Elk land dat heeft verklaard dat de Overeenkomst slechts van toepassing is op een gedeelte van zijn grondgebied kan te allen tijde door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving verklaren dat de Overeenkomst van toepassing zal zijn voor het geheel of voor een gedeelte van het overige grondgebied; deze kennisgeving wordt twaalf maanden na ontvangst daarvan door de Secretaris-Generaal van kracht
- Deze Overeenkomst treedt in werking twaalf maanden nadat vijf van de in het eerste lid van artikel 10 bedoelde landen hun akte van bekrachtiging of van toetreding hebben nedergelegd.
- Voor elk land dat het bekrachtigt of ertoe toetreedt nadat vijf landen hun akte van bekrachtiging of van toetreding hebben nedergelegd, treedt deze Overeenkomst in werking twaalf maanden nadat de akte van bekrachtiging of toetreding van het betrokken land is nedergelegd.
- Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan deze Overeenkomst opzeggen door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte schriftelijke kennisgeving. Deze opzegging kan betrekking hebben op het gehele grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij, of slechts op een gedeelte daarvan.
- De opzegging wordt van kracht twaalf maanden na de datum waarop de Secretaris-Generaal daarvan in kennis is gesteld.
Deze Overeenkomst houdt op van kracht te zijn indien, na haar inwerkingtreding, het aantal Overeenkomstsluitende Partijen gedurende een tijdvak van twaalf achtereenvolgende maanden minder dan vijf bedraagt.
Artikel 14
Elk tussen een of meer Overeenkomstsluitende Partijen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst gerezen geschil dat Partijen niet door middel van onderhandelingen of op andere wijze hebben kunnen regelen, kan op verzoek van een der betrokken Overeenkomstsluitende Partijen aan het Internationale Gerechtshof ter beslissing worden voorgelegd.
Artikel 15
- Elk land kan bij de ondertekening van deze Overeenkomst of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of van toetreding verklaren dat het artikel 14 van deze Overeenkomst met betrekking tot het voorleggen van geschillen aan het Internationale Gerechtshof voor zichzelf niet als bindend beschouwt. De overige Overeenkomstsluitende Partijen zijn door artikel 14 niet gebonden ten opzichte van een Overeenkomstsluitende Partij die een zodanig voorbehoud heeft gemaakt.
- Elk land kan bij de ondertekening van deze Overeenkomst of de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of van toetreding verklaren dat de door zijn bureaus van meting afgegeven meetbrieven voor vaartuigen die voor het vervoer van goederen zijn bestemd, niet kunnen worden verlengd, of dat deze alleen kunnen worden verlengd door het bureau van afgifte of door een van zijn eigen bureaus van meting. In dit geval nemen de andere Overeenkomstsluitende Partijen de verplichting op zich de geldigheidsduur van de desbetreffende meetbrieven niet te verlengen.
- Elke Overeenkomstsluitende Partij die een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig het eerste en tweede lid van dit artikel kan dit te allen tijde intrekken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte schriftelijke kennisgeving.
- Behoudens de in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde voorbehouden mag met betrekking tot deze Overeenkomst geen enkel voorbehoud worden gemaakt.
- Nadat deze Overeenkomst gedurende drie jaar van kracht is geweest kan elke Overeenkomstsluitende Partij, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gerichte schriftelijke kennisgeving, verzoeken een conferentie tot herziening van deze Overeenkomst bijeen te roepen. De Secretaris-Generaal brengt dit verzoek ter kennis van alle Overeenkomstsluitende Partijen en roept een conferentie tot herziening bijeen, indien binnen een tijdvak van vier maanden na dagtekening van de door hem verzonden kennisgeving ten minste een vierde van de Overeenkomstsluitende Partijen hem van hun instemming met het verzoek kennis hebben gegeven.
- Indien overeenkomstig het eerste lid van dit artikel een conferentie wordt bijeengeroepen, stelt de Secretaris-Generaal alle Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis en verzoekt hun binnen drie maanden de voorstellen die naar hun oordeel door de conferentie dienen te worden behandeld in te zenden. De Secretaris-Generaal stelt alle Overeenkomstsluitende Partijen ten minste drie maanden voor de datum van aanvang van de conferentie in kennis van de voorlopige agenda van de conferentie, alsmede van de inhoud van de voorstellen.
- De Secretaris-Generaal nodigt alle in artikel 10, eerste lid, van deze Overeenkomst bedoelde landen uit tot het bijwonen van de overeenkomstig dit artikel bijeengeroepen conferenties.
- Elke Overeenkomstsluitende Partij kan een of meer wijzigingen in de Bijlage bij deze Overeenkomst of in de Aanhangsels daarvan voorstellen. De tekst van elk voorstel tot wijziging wordt aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties toegezonden, die deze ter kennis brengt van alle Overeenkomstsluitende Partijen, alsmede van de in artikel 10, eerste lid, van deze Overeenkomst bedoelde landen.
- Elke Overeenkomstsluitende Partij kan, binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum waarop de Secretaris-Generaal het voorstel tot wijziging heeft bekend gemaakt, de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen
- hetzij, dat zij bezwaar maakt tegen de voorgestelde wijziging;
- hetzij dat, hoewel zij voornemens is het voorstel te aanvaarden, de voorwaarden waaraan in haar land de aanvaarding is gebonden, nog niet zijn vervuld.
- Zolang een Overeenkomstsluitende Partij, die de kennisgeving bedoeld in het tweede lid, onder b van dit artikel heeft gedaan, de Secretaris-Generaal nog geen bericht van aanvaarding heeft gezonden, kan zij gedurende een termijn van negen maanden, te rekenen van het tijdstip waarop de termijn van zes maanden die voor het doen van de kennisgeving is voorzien, afloopt, bezwaar maken tegen de voorgestelde wijziging.
- Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel bezwaar tegen het voorstel tot wijziging wordt gemaakt, wordt de wijziging als niet aanvaard beschouwd en wordt zij niet van kracht.
- Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel geen bezwaar tegen het voorstel tot wijziging wordt gemaakt, wordt de wijziging geacht te zijn aanvaard en wordt zij op de volgende datum van kracht:
- indien geen der Overeenkomstsluitende Partijen een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid, onder b van dit artikel, heeft gedaan, na afloop van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde termijn;
- indien ten minste een der Overeenkomstsluitende Partijen een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid, onder b van dit artikel heeft gedaan, op het eerst vallende van de beide hierna genoemde tijdstippen:
- - de datum waarop alle Overeenkomstsluitende Partijen die een zodanige kennisgeving nebben gedaan de Secretaris-Generaal ervan in kennis hebben gesteld dat zij instemmen met het voorstel tot wijziging, met dien verstande dat deze datum wordt gesteld op het einde van de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn van zes maanden, als alle aanvaardingen voor het aflopen van die termijn waren medegedeeld;
- - het tijdstip waarop de in het derde lid van dit artikel bedoelde termijn van negen maanden afloopt.
- Indien overeenkomstig het tweede lid onder a van dit artikel tegen het voorstel tot wijziging bezwaar wordt gemaakt en indien aan de Secretaris-Generaal door een of meer Overeenkomstsluitende Partijen kennisgevingen zijn gedaan overeenkomstig het tweede lid onder b, stelt deze alle Overeenkomstsluitende Partijen er zo spoedig mogelijk van in kennis. Indien de Overeenkomstsluitende Partij die een dergelijke kennisgeving heeft gedaan bezwaar maakt tegen het voorstel tot wijziging of het aanvaardt, stelt de Secretaris-Generaal alle Overeenkomstsluitende Partijen daarvan vervolgens in kennis.
- Onafhankelijk van de in het eerste tot en met zesde lid van dit artikel voorziene wijzigingsprocedure, kunnen de Bijlage bij deze Overeenkomst en de aanhangsels daarvan worden gewijzigd als de bevoegde overheidsinstanties van de Overeenkomstsluitende Partijen daarmede instemmen, doch op voorwaarde dat, indien aldus Aanhangsel 1 wordt gewijzigd, daarbij wordt bepaald dat meetbrieven afgegeven voor de datum waarop de wijziging van kracht wordt en die met de vroegere tekst van Aanhangsel 1 in overeenstemming zijn, gedurende een overgangstijdvak hun geldigheid zullen behouden. De Secretaris-Generaal bepaalt de datum waarop de wijziging van kracht wordt.
Buiten de in artikel 16 en 17 en in artikel 21, lid 2, van deze Overeenkomst bedoelde kennisgevingen, stelt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties de in het eerste lid van artikel 10 van dit Verdrag bedoelde landen in kennis van:
a. de bekrachtigingen en toetredingen krachtens artikel 10, alsmede de onderscheidingsletters of -lettergroepen die zijn opgegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 5, en de overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, lid 6, ingezonden verklaringen;
b. de data waarop deze Overeenkomst ingevolge artikel 11 in werking treedt;
c. de opzeggingen krachtens artikel 12;
d. het ophouden van kracht te zijn van deze Overeenkomst overeenkomstig het bepaalde in artikel 13;
e. de overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, eerste, tweede en derde lid, ontvangen verklaringen en mededelingen.
Artikel 19
Iedere Staat die partij is bij het op 27 november 1925 te Parijs ondertekende Verdrag nopens de meting van binnenvaartuigen, moet dat Verdrag, bij het nederleggen van de akte van bekrachtiging van of van toetreding tot deze Overeenkomst, opzeggen. Indien echter alsdan het aantal nedergelegde akten van bekrachtiging of van toetreding nog geen vijf bedraagt, kan de belanghebbende Staat desgewenst de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties verzoeken de opzegging te beschouwen als officieel te zijn gedaan op de datum van nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging of toetreding.
Artikel 20
Het Protocol van ondertekening van deze Overeenkomst heeft dezelfde kracht, geldigheid en duur als de Overeenkomst, waarvan het een integrerend deel uitmaakt.
Artikel 21
- Deze Overeenkomst is opgesteld in een enkel exemplaar in de Franse en de Russische taal, zijnde beide teksten gelijkelijk gezaghebbend.
- Een vertaling van de tekst van deze Overeenkomst in een andere dan de Franse of de Russische taal kan door de landen die hun akten van bekrachtiging of toetreding reeds hebben nedergelegd of zullen nederleggen gezamenlijk aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties worden toegezonden. Bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding of op ieder later tijdstip kan een land verklaren dat het een reeds nedergelegde vertaling aanvaardt. De vertaling geldt als officiële vertaling voor de landen die een vertaling hebben nedergelegd of hebben verklaard deze te aanvaarden; in geval van verschil zijn echter uitsluitend de Franse en de Russische tekst gezaghebbend.
Artikel 22
De oorspronkelijke tekst van deze Overeenkomst wordt na 15 november 1966 nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan zal toezenden aan elk der landen, bedoeld in het eerste lid van artikel 10 van deze Overeenkomst.
Bijlage
Artikel 1
- De meting bestaat in het vaststellen van het volume water dat door een vaartuig wordt verplaatst in samenhang met zijn inzinking.
- De meting van een vaartuig heeft ten doel de maximum toelaatbare verplaatsing vast te stellen, evenals, indien nodig, de verplaatsingen behorend bij de gegeven lastlijnen. De meting van vaartuigen, bestemd voor het vervoer van goederen, kan ook ten doel hebben het mogelijk te maken het gewicht van de lading volgens de inzinking te bepalen.
Ieder bureau van meting schrijft in een bijzonder register, onder een eigen volgnummer, iedere meetbrief in die het uitreikt, zomede de datum van de uitreiking, de naam en de kenspreuk van het vaartuig en de andere gegevens waardoor het binnenvaartuig kan worden geïdentificeerd.
Artikel 3
De meetbrieven moeten overeenstemmen met het in Aanhangsel 1 van deze Bijlage gegeven model. Elke Overeenkomstsluitende Partij mag de rubrieken die in het model als facultatief zijn aangegeven uit de meetbrief weglaten. Onder voorbehoud dat de nummering en volgorde voor al de rubrieken die voorkomen op het model dat hij uitreikt gehandhaafd blijven, kan elke Overeenkomstsluitende Partij aan de meetbrieven rubrieken toevoegen, of voorschrijven dat nadere aanduidingen gemaakt dienen te worden in de rubrieken volgens het model. De meetbrieven behoeven slechts te worden gedrukt en ingevuld in de taal of in een der talen van het land van uitgifte.
Artikel 4
- Voor de meting van een vaartuig worden de maten aan het vaartuig zelf gemeten. Het te meten deel van het vaartuig is het deel dat begrepen is tussen het vlak van de grootste diepgang, tot welke het vaartuig zal kunnen varen, en hetzij het vlak van inzinking van het ledige vaartuig, bepaald volgens paragraaf 1 van artikel 7 van deze Bijlage, hetzij het horizontale vlak, gaande door het laagste punt van de romp van het vaartuig.
- De lengte en breedte worden in centimeters uitgevoerd, de hoogte in millimeters.
- Het te meten deel van het vaartuig wordt door horizontale vlakken of door vlakken, gaande door een rechte lijn die de snijlijn van de vlakken, bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel, vormt, verdeeld in schijven. De dikte van de schijven moet, in verband met de vorm van de romp, op zodanige wijze worden gekozen, dat voldoende nauwkeurigheid bij de berekening van het volume is gewaarborgd; de afstand tussen de horizontale vlakken of de gemiddelde dikte van de schijven tussen de elkaar snijdende vlakken moet, voor de berekening van het volume in de gevormde delen, constant zijn en in de regel 10 cm.
- Men verkrijgt de inhoud van een schijf, begrensd door horizontale vlakken, door de halve som van de oppervlakken van het boven- en het ondervlak met de dikte te vermenigvuldigen. De inhoud van een schijf, begrensd door elkaar snijdende vlakken, wordt op dezelfde wijze verkregen, waarbij als gemiddelde dikte de lengte van de verticale lijn tussen het boven- en ondervlak, gaande door het zwaartepunt van het middenvlak van de schijf, wordt genomen; ter vereenvoudiging kan men echter voor al de schijven de lengte nemen van de verticale lijn die gaat door een gemiddeld zwaartepunt.
- Voor het berekenen van het oppervlak van ieder vlak verdeelt men het oppervlak in delen van dezelfde lengte door ordinaten loodrecht op de lengteas van het vaartuig; in het middengedeelte, dat in het algemeen duidelijk rechthoekig is, evenals in elk der uiteinden voor en achter, is het aantal vakken tenminste vier; daarenboven wordt het oppervlak van de uitstekende einden vóór en achter, indien nodig, afzonderlijk berekend.
- Bij de berekening van de oppervlakken die door gebogen lijnen worden begrensd, gebruikt men de regel van Simpson; voor de uitstekende einden in voor- en achterschip kan men echter de gebogen lijnen gelijkstellen met bekende krommen als ellips, parabool en dergelijke.
- In het geval waarin het verloop van de oppervlakken voldoende regelmatig is, kan men zich beperken tot het berekenen van een aantal oppervlakken, voldoende om de kromme van verschillen van de oppervlakken van de doorsneden, of van zekere delen van deze doorsneden, in samenhang met hun hoogteligging te ontwerpen en de andere oppervlakken daarvan afleiden.
- Het quotiënt, verkregen door de inhoud van een schijf te delen door haar gemiddelde dikte, uitgedrukt in centimeters, wordt geacht de verplaatsing van het vaartuig te zijn voor iedere centimeter inzinking over de hoogte van deze schijf.
- Voor de schepen waarvan de bestemming zodanig is, dat men voor het bepalen van de lading in geen geval zal afgaan op gegevens bij verschillende diepgang, kan men, op uitdrukkelijk verzoek van de aanvrager van de meting, het invullen van de tabellen van rubriek 33 in de meetbrief achterwege laten.
Voor de vaartuigen die niet bestemd zijn voor het vervoer van goederen kan men zich beperken tot het berekenen van de waterverplaatsing tot het vlak van de grootste toegelaten diepgang en tot het vlak van ledige inzinking of tot één van deze vlakken, in plaats van het uitvoeren van een meting volgens de voorschriften van artikel 4 van deze Bijlage.
Deze berekening moet worden uitgevoerd hetzij op basis van de meetkundige gegevens, verkregen aan het schip zelf of van de constructietekeningen, hetzij door voor de waterverplaatsing te nemen het produkt van de volheidscoëfficiënt en de drie volgende afmetingen van de romp:
a. de lengte, dat wil zeggen de afstand tussen de snijpunten van het langsscheepse middenvlak met de kromme lijn die het vlak van inzinking begrenst;
b. de maximum-breedte in het vlak van inzinking;
c. de gemiddelde inzinking, dat wil zeggen de verticale afstand tussen het vlak van inzinking en het laagste punt van de dwarsdoorsnede, gelegen op het midden van de onder a vermelde lengte;
deze afmetingen moeten worden bepaald, zonder rekening te houden met uitstekende delen van de romp, aan het vaartuig zelf of van de constructietekeningen, waarbij de aangenomen waarde van de volheidscoëfficiënt zodanig moet zijn als normaal voor het betreffende type vaartuig geldt; voor de vaartuigen met een scherpe vorm (passagiersschepen, sleepboten enz.) moet deze waarde, bij gebrek aan andere gegevens, op 0.7 gesteld worden.
Artikel 6
- De ijkmerken moeten in paren op de zijden van het vaartuig worden aangebracht; zij dienen duidelijk zichtbaar en symmetrisch ten opzichte van het langsscheepse middenvlak te zijn geplaatst. Ieder merk moet bestaan uit een horizontale lijn van ten minste 30 cm lengte, geplaatst ter hoogte van het vlak van inzinking tot hetwelk het vaartuig is gemeten en uit een verticale lijn van 20 cm lengte, geplaatst loodrecht beneden het midden van de horizontale lijn; het ijkmerk kan ook aangevuld worden met lijnen die met de horizontale lijn een rechthoek vormen, waarvan dan de horizontale lijn de onderzijde is. De lijnen worden ingebeiteld of gecenterd.
- De vlakken die door de verticale lijnen van de ijkmerken gaan, moeten op gelijke afstand uit elkaar geplaatst en symmetrisch verdeeld zijn met betrekking tot het in paragraaf 4 van artikel 4 van deze Bijlage vermelde gemiddelde zwaartepunt. De afstand tussen deze vlakken moet voor een vaartuig, voorzien van n paar ijkmerken, ongeveer l/n van de lengte van het vaartuig zijn.
- Voor elk vaartuig is het aantal paren ijkmerken tenminste drie. Evenwel
- is voor de vaartuigen die niet bestemd zijn voor het vervoer van goederen één paar voldoende;
- kan voor de vaartuigen waarvan de lengte van de romp minder dan 40 m bedraagt worden toegestaan dat men slechts twee paar merken aanbrengt.
- In plaats van te zijn uitgevoerd op de wijze als in paragraaf 1 van dit artikel is omschreven, kunnen de ijkmerken bestaan uit een duurzaam bevestigde plaat van ten minste 30 cm lengte en 4 cm hoogte, waarvan de onderkant gelijk is met het vlak van inzinking tot hetwelk het vaartuig is gemeten en waarvan het midden is gemerkt door een verticale lijn.
- Op de platen die de ijkmerken vormen of bij de andere ijkmerken wordt, in duidelijke tekens, een metingsmerk ingebeiteld of gecenterd, bestaande uit de hierna omschreven aanduidingen:
- de onderscheidingsletters of -nummers van het bureau dat de meetbrief uitgeeft;
- het nummer van de meetbrief.
- Het metingsmerk wordt eveneens, in onuitwisbare tekens, aangebracht op een duidelijk waarneembare in de meetbrief vermelde plaats op een vast deel van het vaartuig, dat beschermd is tegen schokken en weinig aan slijtage onderhevig is.
- De ijkschalen kunnen op de romp recht onder de ijkmerken worden aangebracht; indien men deze schalen aanbrengt moet het nulpunt ervan gelijk zijn met de onderkant van de romp ter plaatse van de schaal of, indien er een kiel is, gelijk met de onderkant van de kiel ter plaatse van de schaal; de ijkschalen die zich echter op een vaartuig bevinden op het tijdstip van het in werking treden van deze Overeenkomst voor het land waar het vaartuig is gemeten en waarvan het nulpunt overeenkomt met het vlak van inzinking van het ledige vaartuig, zullen kunnen blijven gehandhaafd totdat voor dit vaartuig een meetbrief volgens de voorschriften van deze Overeenkomst zal worden uitgereikt.
- Het vlak van ledige inzinking, zoals dit in paragraaf 1 van artikel 4, in de aanvang van artikel 5 en in paragraaf 7 van artikel 6 van deze Bijlage wordt aangeduid, is het vlak overeenkomende met het wateroppervlak indien
b. de werktuigen, ketels, pijpleidingen en installaties, nodig voor de voortstuwing of voor de noodzakelijke hulpwerktuigen, zomede voor verwarming of koeling, het water, de olie of de andere vloeistoffen bevatten waarvan zij in gewone omstandigheden worden voorzien om dienst te kunnen doen;
c. het vaartuig zich in zoet water bevindt, dat wil zeggen in water met een soortelijk gewicht gelijk aan 1.
- Indien het vaartuig zich bij de meting niet in de toestand, omschreven in paragraaf 1 van dit artikel, bevindt, of niet in omstandigheden die leiden tot dezelfde inzinking en ongeveer dezelfde trimligging, moet het verschil in belasting en het verschil in soortelijk gewicht van het water in aanmerking worden genomen bij het maken van de berekeningen.
- De gewichten aan boord die behoren bij de ledige inzinking moeten in de meetbrief worden vermeld.
Voor het onderzoek overeenkomstig artikel 5 van deze Overeenkomst om vast te stellen of de gegevens van een meetbrief al of niet geldig blijven:
a. moet men de volgende afmetingen van het vaartuig controleren: de lengte, de breedte, de ledige inzinking ter plaatse van elk ijkmerk;
b. moet men, ingeval het vaartuig blijvende vervormingen heeft, enkele breedten controleren, aan de hand van de laatste staat van meting, om na te gaan of de vervormingen vóór of na de laatste meting zijn ontstaan.
Artikel 9
Wanneer een vaartuig wordt hermeten moeten de merken, platen, aanwijzingen en ijkschalen die vervallen zijn worden verwijderd of ongeldig gemaakt.
Artikel 10
- Ingeval van wijziging van de naam of van de kenspreuk van een vaartuig wordt de noodzakelijke correctie in de meetbrief door een daartoe bevoegde ambtenaar aangebracht; deze ambtenaar moet de correctie waarmerken. Indien de wijziging wordt uitgevoerd op het gebied van een andere Overeenkomstsluitende Partij dan die, onder welke het bureau van meting dat de meetbrief heeft uitgereikt ressorteert, moet de bevoegde centrale dienst voor de Scheepsmeting van de eerstbedoelde Partij de bevoegde centrale dienst van de andere Partij terzake inlichten; te dien einde moet hij, minstens driemaandelijks, een lijst, opgemaakt volgens het model aangegeven in Aanhangsel 2 van deze Bijlage, verzenden; evenwel kunnen Overeenkomstsluitende Partijen overeenkomen het zenden van lijsten te vervangen door een mededeling aan het bureau van meting dat de meetbrief heeft uitgereikt.
- Het bureau van meting dat de meetbrief heeft uitgereikt of elk bureau van meting van een andere Overeenkomstsluitende Partij — in het laatste geval met schriftelijke machtiging van eerstbedoeld bureau of van de bevoegde centrale dienst van het land tot hetwelk dat bureau behoort — kan op aanvraag correcties in de meetbrief aanbrengen die nodig zijn door veranderingen van het vaartuig, mits deze veranderingen niet de geldigheid van de meetbrief volgens artikel 4, lid 2, van deze Overeenkomst aantasten; men dient deze correcties in de daarvoor bestemde rubriek in de meetbrief te waarmerken. Zonder deze schriftelijke machtiging mag het andere bureau eveneens bedoelde correcties in de meetbrief aanbrengen, doch in dat geval slechts voorlopig, met een geldigheid van niet meer dan drie maanden en op voorwaarde, enerzijds dat het bureau dat de meetbrief heeft uitgereikt, of de bevoegde centrale dienst van het land tot hetwelk dit bureau behoort, wordt ingelicht, en anderzijds dat deze correcties in de daarvoor bestemde rubriek in de meetbrief worden gewaarmerkt en daarbij tevens de duur van hun voorlopige geldigheid wordt vermeld.
- In het geval dat, bij toepassing van artikel 5 van deze Overeenkomst, een bureau van meting van een Overeenkomstsluitende Partij een meetbrief, uitgereikt door een bureau van meting van een andere Overeenkomstsluitende Partij, verlengt, zal de bevoegde centrale dienst van het land, tot hetwelk eerstgenoemd bureau behoort, de bevoegde centrale dienst van de andere Overeenkomstsluitende Partij moeten inlichten; daarvoor moet hij minstens driemaandelijks een lijst, opgemaakt volgens het model aangegeven in Aanhangsel 3 van deze Bijlage, verzenden; evenwel kunnen Overeenkomstsluitende Partijen overeenkomen het zenden van lijsten te vervangen door een mededeling van het bureau van meting dat de verlenging heeft uitgevoerd aan het bureau van meting dat de meetbrief heeft uitgereikt.
- Voor toepassing van artikel 7, lid 2, van deze Overeenkomst doet de bevoegde centrale dienst van een Overeenkomstsluitende Partij waarvan een bureau van meting hermeting van binnenvaartuigen, laatstelijk gemeten door een bureau van een andere Overeenkomstsluitende Partij, verricht heeft, minstens driemaandelijks aan de bevoegde centrale dienst van die andere Overeenkomstsluitende Partij een lijst van bedoelde binnenvaartuigen toekomen, opgemaakt volgens het model van Aanhangsel 4 van deze Bijlage, onder bijvoeging van de ingetrokken meetbrieven; evenwel kunnen Overeenkomstsluitende Partijen overeenkomen het zenden van lijsten te vervangen door een mededeling van het bureau van meting dat de meetbrief intrekt aan het bureau dat de meetbrief had uitgereikt.
Niet opgenomen
Bijlage- Aanhangsel 2
Niet opgenomen
Bijlage – Aanhangsel 3
Niet opgenomen
Bijlage – Aanhangsel 4
Niet opgenomen
Protocol van ondertekening
Op het ogenblik dat de ondergetekenden overgaan tot de ondertekening van deze Overeenkomst zijn zij, daartoe behoorlijk gemachtigd, het volgende overeengekomen:
1. Het is wel te verstaan dat de Overeenkomstsluitende Partijen slechts gehouden zijn de in artikelen 2, 3 en 8 van deze Overeenkomst bedoelde verplichtingen na te komen, voor zover op hun grondgebied binnenwateren, met uitzondering van meren die niet in open verbinding staan met andere vaarwegen, voor internationale scheepvaart worden gebruikt
2. Wanneer een land bij de ondertekening of de bekrachtiging van of de toetreding tot deze Overeenkomst er kennis van heeft gegeven dat de door zijn instellingen aangebrachte metingsmerken niet uitsluitend ten doel hebben duidelijk te maken dat een meting heeft plaatsgehad, mogen deze merken bij hermeting noch verwijderd, noch uitgewist worden; links ervan wordt echter een onuitwisbaar merk aangebracht in de vorm van een kruisje met een horizontale en verticale balk van gelijke lengte.
3. Het is wenselijk dat de in artikel 4 van de Bijlage bij deze Overeenkomst bedoelde meting met grote nauwkeurigheid wordt verricht, en dat deze in elk geval voldoende is om te bereiken dat de afwijkingen voor de getallen die de waterverplaatsing aangeven volgens de meetbrief, zowel voor de maximale waterverplaatsing als voor de waterverplaatsingen die behoren bij de opgegeven verschillen in diepgang, beneden de volgende waarden blijven:
- 1 % voor de verplaatsingscijfers van maximaal 500 m3;
- 5 m3 voor de verplaatsingscijfers van minimaal 500 m3 tot maximaal 2000 m3;
- 0,25 % voor de verplaatsingscijfers van minimaal 2000 m3.