Document
Aanvullende protocollen bij de Herziene Rijnvaartakte
Aanvullend Protocol nr. 1 bij de Herziene Rijnvaartakte, 25 oktober 1972
De Bondsrepubliek Duitsland
Het Koninkrijk België
De Franse Republiek
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Het Koninkrijk der Nederlanden
De Zwitsere Bondstaat
Overwegende:
- - dat bepaalde moeilijkheden zijn gerezen met betrekking tot de toepassing en de uitlegging van enkele artikelen van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, zoals deze op 20 november 1963 is gewijzigd (hierna te noemen „de Akte”)
- - dat het op 18 september 1895 te Mannheim ondertekende Aanvullend Protocol bij de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 niet meer volledig rekening houdt met de ontwikkeling van het stelsel van sancties in de onderscheiden Verdragsluitende Staten en dat het bijgevolg dient te worden aangepast aan de nieuwe omstandigheden, met name door het daarbij mogelijk te maken om door tussenkomst van de administratieve autoriteiten sancties op te leggen terzake van overtredingen van de in gemeen overleg uitgevaardigde politievoorschriften voor de scheepvaart,
1. Elk Verdragsluitende Staat draagt er zorg voor dat de sancties terzake van de in artikel 32 van de Akte bedoelde overtredingen worden opgelegd:
a. hetzij middels de in de artikelen 32 tot en met 40 van de Akte voorziene procedure;
b. hetzij middels een bijzondere gerechtelijke procedure of een passende administratieve procedure;
2. De Verdragsluitende Staat die gebruik maakt van de in het eerste lid onder b bedoelde mogelijkheden dient erin te voorzien;
a. dat bevoegd is de autoriteit binnen wier rechtsgebied de overtreding is gepleegd;
b. dat de beslissingen tot afdoening slechts boeten inhouden binnen de in artikel 32 van de Akte vastgestekde grenzen;
c. dat deze beslissingen eerst na verloop van een termijn van ten minste een week na betekening aan de betrokkene voor tenuitvoerlegging vatbaar worden;
d. dat de betrokkene de mogelijkheid heeft binnen die termijn bezwaar te maken en aldus te bewerkstelligen dat de zaak wordt onderzocht en berecht door de Rijnvaartrechtbank binnen wier rechtsgebied de overtreding werd gepleegd.
3. Het bepaalde in de artikelen 36, 1e en 3e lid, 39 en 40, 2e lid, alsmede de in artikel 40, 3e lid, voorziene waarborg van betekening ter domicilie is eveneens van toepassing op de in het eerste lid onder b bedoelde procedures.
4. Het hoger beroep, dat krachtens artikel 37 van de Akte bij de hogere rechtbank van de Verdragsluitende Staat kan worden ingesteld tegen de beslissingen genomen in de in het eerste lid onder b bedoelde procedures, kan worden vervangen door een andere passende beroepsgang voor een andere hogere rechterlijke instantie in dezelfde Staat onverminderd de mogelijkheid van beroep op de Centrale Commissie.
5. De voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen in de in het eerste lid onder b bedoelde procedures hebben dezelfde rechtskracht als de vonnissen en andere uitspraken van de Rijnvaartrechtbanken. Zij worden in de andere Verdragsluitende Staten ten uitvoer gelegd door de autoriteiten die belast zijn met de tenuitvoerlegging van vonnissen van de Rijnvaart-rechtbanken.
Artikel II
De Verdragsluitende Staten doen elkander, door tussenkomst van de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, mededeling van de wettelijke bepalingen of andere voorschriften welke tot stand zijn gebracht ter toepassing van dit Protocol.
Artikel III
Het Aanvullend Protocol bij de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, ondertekend te Mannheim op 18 september 1895, vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit Aanvullend Protocol.
Artikel IV
Dit aanvullend Protocol dient te worden bekrachtigd;
De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij het Secretariaat van de Centrale Commissie ten einde in haar archief te worden bewaard.
De Secretaris-Generaal maakt een proces-verbaal van de nederlegging der akte, van bekrachtiging op. Hij zendt aan elk der ondergetekende Staten een voor eensluidend gewaar-merkt afschrift van de akten van bekrachtiging, alsmede van het proces-verbaal van de neder-legging.
Artikel V
Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de dag na de nederlegging van de zesde Akte van bekrachtiging bij het Secretariaat van de Centrale Commissie, dat de andere ondertekenende Staten hiervan in kennis zal stellen.
Artikel VI
Dit Aanvullend Protocol, opgesteld in een enkel exemplaar in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, wordt bewaard in het archief van de Centrale Commissie; in geval van verschil is de Franse tekst doorslaggevend.
Een door de Secretaris-Generaal voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt toegezonden aan iedere Verdragsluitende Staat.
Aanvullend Protocol nr. 2 bij de Herziene Rijnvaartakte, 17 oktober 1979
De Bondsrepubliek Duitsland
Het Koninkrijk België
De Franse Republiek
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Het Koninkrijk der Nederlanden
De Zwitsere Bondstaat
Overwegende dat er bepaalde moeilijkheden zijn gerezen bij de toepassing en de uitlegging van enkele artikelen van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 in de versie van 20 november 1963, zijn overeengekomen daarin de volgende wijzigingen en aanvul[1]lingen aan te brengen:
Artikel I
Artikel 2, derde lid, wordt door de volgende tekst vervangen:
„Elk vaartuig dat het recht heeft de vlag te voeren van één van de Verdragsluitende Staten en dit kan bewijzen door een verklaring van het bevoegde gezag, wordt geacht tot de Rijnvaart te behoren.".
Artikel II
Artikel 4 wordt door de volgende tekst vervangen:
„Tot de Rijnvaart behorende vaartuigen mogen goederen en personen vervoeren tussen twee punten gelegen aan de in artikel 3, eerste lid, vermelde waterwegen. Andere vaartuigen mogen dat vervoer alleen verrichten onder de door de Centrale Commissie vastgestelde voorwaarden.
De voorwaarden waaronder goederen en personen mogen worden vervoerd door niet tot de Rijnvaart behorende vaartuigen tussen een punt, gelegen aan bovenvermelde waterwegen, en een punt, gelegen op het grondgebied van een derde Staat, worden geregeld in overeenkomsten te sluiten tussen de twee betrokken Partijen. De Centrale Commissie wordt voor de sluiting van dergelijke overeenkomsten geraadpleegd.
Op de bovenvermelde waterwegen worden de tot de Rijnvaart behorende schepen en hun ladingen in alle opzichten op dezelfde voet behandeld als de eigen schepen en hun ladingen.".
Artikel III
De bepalingen van de Herziene Rijnvaartakte en van de later daarin aangebrachte wijzigingen worden afgeschaft, voor zover zij momenteel nog in werking zijn en onverenigbaar zijn met het onderhavige Protocol.
Artikel IV
Dit aanvullend Protocol dient te worden bekrachtigd;
De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij het Secretariaat van de Centrale Commissie ten einde in haar archief te worden bewaard.
De Secretaris-Generaal maakt een proces-verbaal van de nederlegging der akte, van bekrachtiging op. Hij zendt aan elk der ondergetekende Staten een voor eensluidend gewaar-merkt afschrift van de akten van bekrachtiging, alsmede van het proces-verbaal van de neder-legging.
Artikel V
Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de dag na de nederlegging van de zesde Akte van bekrachtiging bij het Secretariaat van de Centrale Commissie, dat de andere ondertekenende Staten hiervan in kennis zal stellen.
Artikel VI
Dit Aanvullend Protocol, opgesteld in een enkel exemplaar in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, wordt bewaard in het archief van de Centrale Commissie; in geval van verschil is de Franse tekst doorslaggevend.
Een door de Secretaris-Generaal voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt toegezonden aan iedere Verdragsluitende Staat.
Protocol van Ondertekening bij het Aanvullend Protocol nr. 2 bij de Herziene Rijnvaartakte
De Gevolmachtigden van
de Bondsrepubliek Duitsland,
het Koninkrijk België,
de Franse Republiek,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Zwitserse Bondsstaat,
te Straatsburg bijeen voor de ondertekening van het Aanvullend Pro[1]tocol No. 2 bij de Herziene Rijnvaartakte, zijn bij de ondertekening van dit Protocol de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend bestanddeel vormen van genoemd Aanvullend Protocol:
1. De verklaring, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Herziene Rijnvaartakte, gewijzigd bij het Aanvullend Protocol nr. 2, wordt door het bevoegde gezag van de betrokken Staat afgegeven voor een vaartuig ten aanzien waarvan met deze Staat een reële band bestaat waarvan de kenmerken op basis van gelijke behandeling worden bepaald tussen de Verdrag-sluitende Staten, die de noodzakelijke maatregelen voor de eenvormige vaststelling van die kenmerken nemen. Wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de afgifte van deze verklaring, verliest deze zijn geldigheid en moet derhalve door het gezag dat de verklaring heeft afgegeven, worden ingetrokken.
2. De Verdragsluitende Staten zijn in het belang van de ontwikkeling van het gemeenschap-pelijk vervoerbeleid en van het Rijnvaartregime bereid de nodige maatregelen te treffen om onderhandelingen mogelijk te maken over de wijzigingen in de Herziene Rijnvaartakte die noodzakelijk zouden blijken te zijn met het oog op de eventuele toetreding van de Europese Economische Gemeenschap tot het internationaal statuut van de Rijn.
3. Met het oog op deze eventuele toetreding wordt vanaf de inwerkingtreding van het onderhavig Protocol de behandeling, die de tot de Rijnvaart behorende vaartuigen genieten, toegekend aan de vaartuigen die het recht hebben de vlag te voeren van één van de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap. Dezelfde behandeling kan door middel van een besluit, genomen overeenkomstig de procedure van Artikel II, eerste alinea, tweede zin, van het Aanvullend Protocol nr. 2, worden toegekend aan de vaartuigen die de vlag voeren van een andere Staat.
4. De artikelen IV tot VI van het Aanvullend Protocol nr. 2 bij de Herziene Rijnvaartakte zijn gelijkelijk van toepassing op het onderhavig Protocol van ondertekening.
Verklaring van Zwitserland
Bij de ondertekening van het onderhavige Protocol van ondertekening heeft de Zwitserse gevolmachtigde doen weten dat de Zwitserse Regering de bepalingen overeengekomen onder punt 3 kon aanvaarden, gelet op de verplichtingen van de andere Verdragsluitende Staten jegens de Europese Economische Gemeenschap en op het feit dat de economische structuur van de binnenvaartmarkt van de Staten die voordeel genieten van de genoemde bepalingen identiek of gelijkwaardig is aan die van de Verdragsluitende Staten en om die reden geen inbreuk kan maken op de bestaande structuur van de Rijnvaartmarkt.
Aanvullend Protocol nr. 3 bij de Herziene Rijnvaartakte, 17 oktober 1979
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE FRANSE REPUBLIEK,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD[1]IERLAND,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
OVERTUIGD van de noodzaak een aantal bepalingen van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 in de versie van 20 november 1963 aan te passen aan de rechtsontwikkeling en de huidige eisen op het gebied van het vervoer;
OVERWEGENDE dat het te dien einde: - van belang is, in het bijzonder ten gevolge van het loslaten van de officiële goudpariteit, een meer gelijkvormige en aangepaste bestraffing van overtredingen van de politievoorschriften inzake de scheepvaart mogelijk te maken; - gewenst is de bepalingen ten aanzien van de veiligheid van de scheepvaart, opgenomen in artikel 22 van de bovengenoemde Akte, evenals in het Verdrag van 14 december 1922 betreffende de regeling der patenten voor Rijnschippers, van toepassing te verklaren op bepaalde categorieën vaartuigen, waarop deze thans geen betrekking hebben; zijn als volgt overeengekomen:
De artikelen I, II et III bevatten de nieuwe artikelen 23, 32 en 37, die in het Verdrag zijn opgenomen.
Artikel I bepaalt bovendien dat het eerste artikel, tweede alinea, van het Verdrag van 14 december 1922 betreffende het regime van Rijnschipperspatenten evenals het zesde lid van het slotprotocol van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, zijn ingetrokken.
ARTIKEL IV
Dit Aanvullend Protocol dient te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij het Secretariaat van de Centrale Commissie, ten einde in haar archief te worden bewaard. De Secretaris-Generaal maakt een proces-verbaal van de nederlegging der akten van bekrachtiging op. Hij zendt aan elk der ondertekenende Staten een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de akten van bekrachtiging, alsmede van het proces-verbaal van de nederlegging.
ARTIKEL V
Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand, volgend op de nederlegging van de zesde akte van bekrachtiging bij het Secretariaat van de Centrale Commissie.
De Secretaris-Generaal stelt de andere ondertekenende Staten hiervan in kennis.
ARTIKEL VI
Dit Aanvullend Protocol, opgesteld in een enkel exemplaar in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, wordt bewaard in het archief van de Centrale Commissie; in geval van verschil is de Franse tekst doorslaggevend. Een door de Secretaris-Generaal voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt toegezonden aan iedere Overeenkomstsluitende Staat.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, na overlegging van hun volmachten, dit Aanvullend Protocol hebben ondertekend.
Aanvullend Protocol nr 4 bij de Herziene Rijnvaartakte, 25 april 1989
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE FRANSE REPUBLIEK,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
Overwegende: - dat de markt voor de scheepvaart op de Rijn en op de met de Rijn verbonden waterwegen wordt getroffen door een ernstige economische crisis die niet kan worden verholpen zonder verplichte maatregelen voor een structurele sanering, - dat het daartoe van belang is te komen tot internationaal gecoördineerde sloopacties gefinancierd uit fondsen waarvan de middelen worden opgebracht door het aan de binnenvaart deelnemende bedrijfsleven, waarbij voorwaarden worden gesteld voor de ingebruikneming van toegevoegde scheepsruimte, - dat deze maatregelen voor een structurele sanering, gerechtvaardigd door de economische noodsituatie en de ernstige verstoringen van de binnenvaartmarkt, van buitengewone en tijdelijke aard moeten zijn, - dat deze maatregelen, om doeltreffend te kunnen zijn en ten einde verschil in regime en concurrentievervalsingen te vermijden, op uniforme wijze dienen te worden ingevoerd in alle Rijnoeverstaten en België, zijn als volgt overeengekomen:
Artikel I
1. De Rijnvaart kan worden onderworpen aan tijdelijke maatregelen voor een structurele sanering, niettegenstaande de algemene beginselen vervat in de Herziene Rijnvaartakte.
2. Deze maatregelen kunnen bestaan uit:
a) een sloopactie met sloopfondsen waarvan de middelen worden opgebracht uit verplichte bijdragen van de eigenaars van vaartuigen;
b) het stellen van voorwaarden voor het in gebruik nemen van toegevoegde scheepsruimte, zoals de verplichting voor een eigenaar die toegevoegde scheepsruimte in gebruik neemt om gelijktijdig een gelijkwaardige scheepsruimte te slopen dan wel een bijzondere bijdrage te storten in het sloopfonds.
3. Opdat de in de voorgaande leden bedoelde maatregelen en latere wijzigingen daarop in alle Rijnoeverstaten en België op uniforme wijze worden toegepast, is de Centrale Commissie voor de Rijnvaart bevoegd een besluit te nemen in overeenstemming met de ter zake door de Europese Economische Gemeenschap getroffen regeling. De Rijnoeverstaten en België hebben, wat de toepassing van deze maatregelen betreft, gelijke rechten en plichten.
Artikel II.
Dit Aanvullend Protocol blijft van kracht tot 31 december 1999.
Artikel III
Dit Aanvullend Protocol dient te worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij het Secretariaat van de Centrale Commissie ten einde in haar archief te worden bewaard.
De Secretaris-Generaal maakt een proces-verbaal van de nederlegging der akten van bekrachtiging op; hij zendt aan elk der ondertekenende Staten een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de akten van bekrachtiging, alsmede van het proces-verbaal van nederlegging.
Artikel IV.
Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de nederlegging van de zesde akte van bekrachtiging bij het Secretariaat van de Centrale Commissie.
De Secretaris-Generaal stelt de andere ondertekenende Staten hiervan in kennis.
Aanvullend Protocol nr. 5 bij de Herziene Rijnvaartakte, 28 april 1999
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE FRANSE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
Overwegende : - dat het Aanvullend Protocol N° 4 bij de Herziene Rijnvaartakte, dat de mogelijkheid biedt op de Rijn tijdelijk maatregelen ter structurele sanering in te voeren, op 31 december 1999 buiten werking treedt, - dat om een ernstige crisis in de Rijn- en binnenvaart het hoofd te kunnen bieden tijdelijke maatregelen ter structurele sanering in werking zijn gesteld tussen 1989 en 1999, - dat het, teneinde het resultaat van die maatregelen niet in gevaar te brengen, noodzakelijk is geoordeeld de voorwaarden gesteld voor het in gebruik nemen van toegevoegde scheepsruimte gedurende een beperkte periode te verlengen, - dat deze voorwaarden, om doeltreffend te kunnen zijn en ten einde verschil in regime en concurrentievervalsingen te vermijden, op uniforme wijze dienen te worden ingevoerd in alle Overeenkomstsluitende Staten, zijn als volgt overeengekomen:
ARTIKEL I
Niettegenstaande de algemene beginselen vervat in de Herziene Rijnvaartakte, kan de Rijnvaart tot 29 april 2003 onderworpen worden aan voorwaarden voor het in gebruik nemen van toegevoegde scheepsruimte, zoals de verplichting voor een eigenaar die toegevoegde scheepsruimte in gebruik neemt om gelijktijdig een gelijkwaardige hoeveelheid scheepsruimte te slopen dan wel een bijzondere bijdrage te storten in het fonds van de binnenvaart.
ARTIKEL II
Opdat de in artikel I bedoelde bepaling en de latere wijzigingen daarop in alle Overeenkomstsluitende Staten op uniforme wijze worden toegepast, is de Centrale Commissie voor de Rijnvaart bevoegd besluiten dienaangaande te nemen.
De Overeenkomstsluitende Staten hebben, wat de toepassing van deze bepaling betreft, gelijke rechten en plichten.
ARTIKEL III
Dit Aanvullend Protocol vereist de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de ondertekenende Staten. De bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring vindt plaats door nederlegging van een geëigende akte bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie.
Deze maakt een proces-verbaal van de nederlegging op en zendt aan elk der ondertekenende Staten een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring alsmede van het proces-verbaal van de nederlegging.
ARTIKEL IV
Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij het Secretariaat van de Centrale Commissie. De Secretaris-Generaal stelt de Overeenkomstsluitende Staten hiervan in kennis.
ARTIKEL V Dit Aanvullend Protocol is opgesteld in een enkel exemplaar in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal ; in geval van verschil is de Franse tekst doorslaggevend ; het wordt nedergelegd in het archief van de Centrale Commissie. Een door de Secretaris-Generaal voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt aan elk der Overeenkomstsluitende Staten toegezonden.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, na overlegging van hun volmachten, dit Aanvullend Protocol hebben ondertekend.
Aanvullend Protocol N° 6 bij de Herziene Rijnvaartakte, 21 oktober 1999
De Bondsrepubliek Duitsland,
het Koninkrijk België
de Franse Republiek,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Zwitserse Bondsstaat,
Overwegende,
dat de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, in de bewoording volgens de daarbij behorende aanvullende protocollen, rekening moet houden met de ontwikkeling van de strafmaat in de afzonderlijke verdragsstaten, ten einde een bestraffing van in het bijzonder overtredingen tegen gemeenschappelijk uitgevaardigde voorschriften, voornamelijk betreffende de bescherming van het milieu, die beter past bij de doelstellingen ten aanzien van de veiligheid en meer overeenstemt met het nationale recht, mogelijk te maken,
zijn het navolgende overeengekomen:
Artikel 1
De tekst van artikel 32 van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, in de bewoording van het Aanvullend Protocol n° 3 van 17 oktober 1979, wordt vervangen door de volgende tekst:
„Overtreding van de gemeenschappelijk door de Regeringen der Oeverstaten voor de Rijn vastgestelde politievoorschriften inzake de scheepvaart wordt gestraft met een boete ter waarde van ten hoogste 25.000 euro of hun tegenwaarde in de nationale munteenheid van de Staat wiens bestuurlijke autoriteit de straf oplegt of aan wiens rechter de zaak wordt voorgelegd."
Artikel II
Dit Aanvullend Protocol vereist de bekrachtiging.
De bekrachtiging vindt plaats door nederlegging van een geëigende akte bij de secretaris-generaal van de Centrale Commissie. Deze maakt een proces-verbaal van de nederlegging op en zendt aan elk der ondertekenende staten een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de akten van bekrachtiging, alsmede van het proces-verbaal van de nederlegging.
Artikel III
Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging bij het secretariaat van de Centrale Commissie. De secretaris-generaal stelt de Overeenkomstsluitende Staten hiervan in kennis.
Artikel IV
Dit Aanvullend Protocol is opgesteld in een enkel exemplaar in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, waarbij iedere tekst gelijkelijk authentiek is; het wordt nedergelegd in het archief van de Centrale Commissie.
Een door de secretaris-generaal voor eensluidend gewaarmerkt afschift wordt aan elk der Overeenkomstsluitende Staten toegezonden.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, na overlegging van hun volmachten, dit Aanvullend Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Straatsburg, op 21 oktober 1999.
Van het op 17 oktober 1979 te Straatsburg tot stand gekomen Aanvullend Protocol No. 3 bij de Herziene Rijnvaartakte, naar welk Protocol in artikel I van het onderhavige Protocol wordt verwezen, zijn de Franse en Nederlandse tekst geplaatst in Trb. 1980, 8; zie ook Trb. 1982, 143.
Aanvullend Protocol nr. 7 bij de Herziene Rijnvaartakte, 27 januari 2003
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE FRANSE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
overwegende dat ter bevordering van de harmonisatie van de technische voorschriften op Europees niveau en ter vereenvoudiging van de verplichtingen van het bedrijfsleven op het gebied van scheepscertificaten en schipperspatenten, het mogelijk zou moeten worden gemaakt andere documenten, in het bijzonder communautaire documenten, te erkennen als gelijkwaardig aan op basis van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 afgegeven documenten, van oordeel dat de voorwaarden voor deze erkenning moeten waarborgen dat de op de Rijn bereikte veiligheidsstandaard behouden blijft en de voortdurende aanpassing daarvan niet mogen belemmeren of vertragen, zijn het volgende overeengekomen:
ARTIKEL I
In artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, in de bewoording van 20 november 1963, worden in lid 2 "Oeverstaten" en in lid 5 "Oeverstaat" respectievelijk vervangen door "Overeenkomstsluitende Staten" en "Overeenkomstsluitende Staat".
ARTIKEL II
Aan artikel 23 van de genoemde Akte, in de door het Aanvullend Protocol n° 3 van 17 oktober 1979 gewijzigde bewoording, wordt een tweede lid toegevoegd dat als volgt luidt: "Niettegenstaande artikel 22, lid 2 en artikel 1 van het Verdrag van 14 december 1922, betreffende de regeling der patenten voor Rijnschippers, kan de Centrale Commissie andere scheepscertificaten en andere schipperspatenten erkennen, wanneer deze zijn afgegeven op grond van voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de ter uitvoering van de onderhavige Akte vastgestelde voorschriften en overeenkomstig procedures die de daadwerkelijke naleving daarvan waarborgen. Deze erkenning kan worden ingetrokken wanneer de Centrale Commissie constateert dat niet meer wordt voldaan aan de vastgestelde voorwaarden. De bijzonderheden worden in de overeenkomstige uitvoeringsreglementen bepaald."
ARTIKEL III
Dit Aanvullend Protocol vereist de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de Ondertekenende Staten. De bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring vindt plaats door neerlegging van een geëigende akte bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie. Deze maakt een proces-verbaal van de neerlegging op en zendt aan elk der Ondertekenende Staten een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring alsmede van het proces-verbaal van de neerlegging.
ARTIKEL IV
Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de neerlegging van de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij het Secretariaat van de Centrale Commissie.
De Secretaris-Generaal stelt de Overeenkomstsluitende Staten hiervan in kennis.
ARTIKEL V
Dit Aanvullend Protocol is opgesteld in een enkel exemplaar in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, waarbij iedere taal gelijkelijk authentiek is; het wordt neergelegd in het archief van de Centrale Commissie.
Een door de Secretaris-Generaal voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt aan elk der Overeenkomstsluitende Staten toegezonden.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, na overlegging van hun volmachten, dit Aanvullend Protocol hebben ondertekend.