Skip to main content

Document

Hof Antwerpen, 4de Kamer, 27 juni 2011, onuitg., 2010/AR/600

Wanneer degene die het binnenschip lost, enkel materiële handelingen heeft  gesteld en geen cognossement heeft aangeboden, kan deze niet worden beschouwd als de ontvanger en m.a.w. als toegetreden tot de overeenkomst.
Een beding dat de aansprakelijkheid voor de correcte belading en lossing en voor de veilige stuwage van containers en de daarmee verbonden verantwoordelijkheid bij de scheepseigenaar legt, wijkt af van het toepasselijk Nederlands recht dat “regelend” (aanullend) recht is, zodat hiervan door dergelijk beding rechtsgeldig kan worden afgeweken.
De immuniteit van de uitvoeringsagent, in casu de stuwadoor bij lossing, geldt enkel in de verhouding tussen die uitvoeringsagent en de benadeelde die de medecontractant is van de opdrachtgever van de uitvoeringsagent.
Nu de stuwadoor niet de uitvoeringsagent was van de medecontractant van de opdrachtgever, kan de vervoerder de stuwadoor in schadevergoeding aanspreken voor schade berokkend aan de stuurhut van het schip. Het beding in de overeenkomst van de stuwadoor met zijn opdrachtgever dat deze laatste aansprakelijk is voor schade aan schepen van de klant, kan geen gevolgen teweeg brengen t.a.v. de vervoerder die in deze een derde is en derhalve niet door dit beding gebonden.
De raak bij het neerlaten van de spreader van de containerkraan met de stuurhut is een inschattingsfout, die een normaal, zorgvuldig en omzichtig handelend kraanman geplaatst in dezelfde omstandigheden niet zou gemaakt hebben. De inschattingsfout van de kraanman is minstens een onvoorzichtigheid in de zin van art. 1383 B.W.
Er kan met afdoende zekerheid uit de stukken en de objectieve gegevens van het dossier worden afgeleid dat een normaal, zorgvuldig en omzichtig handelend kraanman geplaatst in dezelfde omstandigheden zulk een inschattingsfout helemaal niet gemaakt zou hebben en de schade dus niet zou hebben veroorzaakt. De vervoerder is er niet toe gehouden tijdens belading en lossing de stuurhut, die wat uitvoering en situering betreft voldeed aan wat gangbaar is op de modernste containerbinnenschepen, te ontmantelen.
Daarbij kan de stuwadoor zich niet beroepen op de door niets gestaafde bewering dat de stuurhut te dicht bij het ruim stond en/of dat het schip hogere kokerpalen moest hebben. Het schip beschikte over een goedkeuring van de scheepvaartinspectie, was als geschikt aanvaard door de bevrachter en zonder voorbehoud door de stuwadoor ter lossing aanvaard, ook verschillende keren voor de datum van het schadegeval.