Document
Hof Antwerpen, 4de Kamer, 8 juni 2009, onuitg., 2008/AR/986
De toezichtverplichting van art. 8, lid 1 WRB is de noodzakelijke consequentie van de resultaatsverbintenis waartoe de schipper in zijn hoedanigheid van vervoerder van de goederen gehouden is. Het gaat hier om een actief toezicht dat het recht en de plicht impliceert om de goederen op een adequate en juiste manier in te schepen, alsmede om zich te verzetten tegen elke andere wijze van uitvoering. Het is niet louter een mogelijkheid, maar een effectief toezicht, dat wordt uitgeoefend zowel in het belang van de lading als in het belang van het schip. Zo moet hij nagaan of de in te laden goederen overeenkomen met deze die in de overeenkomst beschreven zijn en dat zij geen gevaar betekenen voor het schip.
De schipper is tekortgekomen aan zijn controle- en toezichtverplichting door niet te controleren of de ingeladen goederen wel degelijk kolen waren i.p.v. ertsen, die een andere densiteit hebben en waarbij een andere volgorde bij het beladen van de verschillende ruimen in acht diende genomen en het gewicht over deze ruimen anders diende te worden verdeeld dan bij een lading kolen.
De bevrachter komt zijnerzijds tekort aan zijn informatieplicht wanneer hij de vervoerder er niet duidelijk en tijdig van informeert dat de te laden goederen ertsen zijn en geen kolen, zoals initieel mondeling medegedeeld. De bevrachter wist of behoorde te weten dat er een groot verschil in densiteit is tussen beide producten en dat zulks invloed kan hebben op de belading. Deze tekortkoming is tevens een tekortkoming aan de zorgvuldigheidsplicht.
Nu beide fouten, deze van de vervoerder en deze van de bevrachter, hebben bijgedragen tot de schade, dienen de gevolgen ervan door beide paartijen bij gelijke helften gedragen te worden.